16. En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de
huichelaars, een somber gelaat; want zij maken
hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de
mensen te vertonen, wanneer zij vasten.
Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.
17. Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was
uw gelaat,
18. om u niet bij uw vasten aan de mensen te
vertonen, maar aan uw Vader, die in het
verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene
ziet, zal het u vergelden.
19. Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot
en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven
inbreken en stelen;
20. maar verzamelt u schatten in de hemel, waar
noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en
waar geen dieven inbreken of stelen.
21. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart
zijn.
22. De lamp van het lichaam is het oog. Indien
dan uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam
verlicht zijn;
23. maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw
lichaam duister zijn. Indien nu wat licht in u is,
duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!
24. Niemand kan twee heren dienen, want hij zal
of de ene haten en de andere liefhebben, of zich
aan de ene hechten en de andere minachten; gij
kunt niet God dienen en Mammon.
25. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw
leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw
lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het
leven niet meer dan het voedsel en het lichaam
meer dan de kleding?
26. Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien
niet en maaien niet en brengen niet bijeen in
schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die;
gaat gij ze niet verre te boven?
27. Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan
zijn lengte toevoegen?
28. En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op
de lelien des velds, hoe zij groeien: (6-29a) zij
arbeiden niet en spinnen niet;
29. (6-29b) en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al
zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van
deze.
30. Indien nu God het gras des velds, dat er heden
is en morgen in de oven geworpen wordt, zo
bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden,
kleingelovigen?
16. Quando jejuardes, não vos mostreis
contristados como os hipócritas; porque eles
desfiguram os seus rostos, para que os homens
vejam que estão jejuando. Em verdade vos digo
que já receberam a sua recompensa.
17. Tu, porém, quando jejuares, unge a tua
cabeça, e lava o teu rosto,
18. para não mostrar aos homens que estás
jejuando, mas a teu Pai, que está em secreto; e teu
Pai, que vê em secreto, te recompensará.
19. Não ajunteis para vós tesouros na terra; onde
a traça e a ferrugem os consomem, e onde os
ladrões minam e roubam;
20. mas ajuntai para vós tesouros no céu, onde
nem a traça nem a ferrugem os consumem, e onde
os ladrões não minam nem roubam.
21. Porque onde estiver o teu tesouro, aí estará
também o teu coração.
22. A candeia do corpo são os olhos; de sorte que,
se os teus olhos forem bons, todo teu corpo terá
luz;
23. se, porém, os teus olhos forem maus, o teu
corpo será tenebroso. Se, portanto, a luz que em ti
há são trevas, quão grandes são tais trevas!
24. Ninguém pode servir a dois senhores; porque
ou há de odiar a um e amar o outro, ou há de
dedicar-se a um e desprezar o outro. Não podeis
servir a Deus e às riquezas.
25. Por isso vos digo: Não estejais ansiosos
quanto à vossa vida, pelo que haveis de comer, ou
pelo que haveis de beber; nem, quanto ao vosso
corpo, pelo que haveis de vestir. Não é a vida
mais do que o alimento, e o corpo mais do que o
vestuário?
26. Olhai para as aves do céu, que não semeiam,
nem ceifam, nem ajuntam em celeiros; e vosso
Pai celestial as alimenta. Não valeis vós muito
mais do que elas?
27. Ora, qual de vós, por mais ansioso que esteja,
pode acrescentar um côvado à sua estatura?
28. E pelo que haveis de vestir, por que andais
ansiosos? Olhai para os lírios do campo, como
crescem; não trabalham nem fiam;
29. contudo vos digo que nem mesmo Salomão
em toda a sua glória se vestiu como um deles.
30. Pois, se Deus assim veste a erva do campo,
que hoje existe e amanhã é lançada no forno,
quanto mais a vós, homens de pouca fé?
1653
Download

16. En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een